Nu de winter in het land is worden heel wat mensen geplaagd door kwaaltjes en pijntjes. Een simpel maar effectief middel tegen lokale pijn is warmte: de pijn neemt af doordat de warmteprikkel de pijnprikkel in de zenuwen (deels) verdringt. Vandaag de dag hebben we hier kersenpitkussentjes en infraroodlampen voor, maar onze voorouders moesten het met eenvoudigere middelen stellen.
Wanneer men een pijnlijke buik of stramme spieren wou verwarmen kon men ofwel gebruik maken van een warmwaterkruik, of van een zogenaamde, aardenwerken buikwarmer. De eerste warmwaterkruiken waren mineraalwaterkruiken die men met warm water vulde en zo een tweede leven gaf als warmwaterkruik. Naast het verlichten van pijn konden ze ook gebruikt worden om bedden of koude voeten op te warmen.
Daarnaast waren er de buikwarmers. Deze ovale, enigszins bolle platen met handvat werden in heet water gedompeld of dichtbij het haardvuur geplaatst zodat ze de warmte konden absorberen. Wanneer de plaat heet genoeg was werd ze tegen het pijnlijk lichaamsdeel geplaatst. Door de kromming heeft het voorwerp de ideale vorm om over de buik te plaatsen. Men kon ook een touw door de gaatjes op het uiteinde halen zodat de plaat aan een pijnlijke schouder, rug, etc. bevestigd kon worden. In de 19de eeuw werd de vorm verbeterd door er een warmwaterreservoir (rechts) op te monteren. Hierdoor kon de warmte langer vast gehouden worden.
De hier (links) getoonde fragmenten werden door de AWN-vrijwilligers (her)opgraven te Kloetinge (NL). Ze zijn beide vervaardigd in roodbakkend aardewerk en volledig bedekt met loodglazuur. Opvallend genoeg is één buikwarmer wél voorzien van een gaatje op het uiteinde, en de andere niet.
Dana Piessens, specialiste (post)middeleeuws aardewerk