Naast de maatschappelijke en culturele veranderingen die zich voordeden na het einde van de middeleeuwen, kenmerkte de vroegmoderne periode zich ook door een reeks innovaties op wetenschappelijk en economisch vlak. Zo verschenen er ook binnen de landbouw een aantal belangrijke technische vernieuwingen. Die hadden vooral als doel de voedselproductie op te drijven, om zo aan de stijgende vraag van een groeiende bevolking te kunnen voldoen. Deze zogenaamde “agrarische revolutie” omvatte naast de introductie van nieuwe teelgewassen ook een rassenverbetering bij de veedieren. Hoewel er onder historici al decennia wordt gedebatteerd over de aard en timing van de agrarische revolutie, zijn er echter aanwijzingen in de archeologie dat de rassenverbetering van bepaalde diersoorten al erg vroeg plaatsvond.
Deze foto toont een 16de-eeuwse ellepijp van een varken uit Tourcoing (foto C), nabij de Frans-Belgische grens. Wanneer we het fragment vergelijken met twee specimens van moderne wilde zwijnen (foto’s A en B), zien we dat het om een wel erg groot uitgevallen exemplaar gaat. Wellicht gaat het dan ook om zo’n nieuw “verbeterd” type varken en was de techniek van rassenverbetering hier destijds reeds ingezet.
Ben Gruwier, specialist dierlijke resten