Het laatste artefact dat we jullie dit jaar willen tonen is een simpel, maar toch iets of wat mysterieus keramisch voorwerp uit de Scheerstraat te Mechelen (foto rechts boven). Het bestaat uit twee ronde, aaneengevoegde bakjes met een verticaal, lusvormig worstoor ertussen. Archeologen kennen het als zogenaamde tweelingbakjes. De laatste decennia zijn er verschillende exemplaren opgegraven in zowel België als Nederland, maar ook uit Londen is eentje bekend. Het oudste dateert uit de 13de eeuw, en het jongste uit de 20ste eeuw. Reeds sinds de jaren ’70 wordt over de functie stevig gedebatteerd. Er werden heel wat hypotheses naar voren geschoven: kweekbakje, voederbakje, transportbakje om een warme maaltijd in te vervoeren, olielampje, etc. Voor vele van deze theorieën zijn echter sterke tegenargumenten te bedenken. Zo is de diameter steeds wat klein voor een warme maaltijd en is er geen plaats voor een wiek.
Waarvoor diende het dan wel? Tegenwoordig wordt aangenomen dat het om een gecombineerd etens- en drinkbakje voor pluimvee gaat. Een affiche met aardewerkmodellen voor gevogelte uit 1920-25 toont immers een gelijkaardige bak, weliswaar zonder oor, onder de benaming ‘duiventweebak’. Toch kunnen we ons afvragen of alle tweelingbakjes wel deze functie hadden. Waar veel exemplaren voorzien zijn van een naar binnen geplooide rand (foto links onder, collectie museum Rotterdam) is dit niet het geval bij ons Mechels exemplaar. Deze afwijking is niet onbelangrijk, daar de naar binnen geplooide rand geïnterpreteerd werd als een bewuste manier om te zorgen dat de vogels niet te erg zouden morsen met hun water en voer. De zoektocht gaat verder…
Dana Piessens,
specialiste (post)middeleeuws aardewerk