Bovenstaande scherven werden door de archeologen van de Dienst Archeologie Mechelen en het Agentschap Onroerend Erfgoed opgevist uit een beerput in de Begijnenstraat. Het gaat om een gedecoreerde, steengoed kan. De decoratie met appliques bestaat uit een herhalend medaillon met een dame gekleed in pofmouwen en een plooikraag. Opmerkelijk is dat naast het hoofd de datum ‘1602’ aangebracht werd. De scherven fungeren als bewijs dat de beerput tenminste tot 1602 in gebruik moet zijn geweest.
Wie de dame op de kan is weten we niet, maar haar modieus plunje laat vermoeden dat ze er warmpjes bij zat. De plooikraag die ze draagt moet meters fijn geweven linnen bevat hebben en is zo groot dat hij ondersteund moest worden met een metalen draadwerkje. Doordat het geheel iets weg heeft van een molensteen werd het ook wel een molensteenkraag genoemd.
Het verbaast niet dat dergelijke kragen duur in aanschaf waren en enkel door welgestelde burgers aangekocht konden worden. Zij zagen ze als echte statussymbolen.
In de Zuidelijke Nederlanden duiken de eerste plooikragen op in de tweede helft van de 16de eeuw. Aanvankelijk gaat het om bescheidde exemplaren, maar tegen het begin van de 17de eeuw groeien ze uit tot joekels zoals op onze kan.
Dergelijk luxueus modeartikel bracht trouwens heel wat gedoe met zich mee. Niet alleen was het onderhoud er van een hels karwei, ook het dragen was nog al ongemakkelijk. De mobiliteit van het hoofd werd beperkt en eten werd enkel mogelijk met extra lang bestek. Tenslotte had het ook invloed op het kapsel. Wie goed kijkt ziet immers dat onze dame de haren opgestoken draagt. Dit was om te voorkomen dat het haar verstrikt zou raken in de kraag.
Voor meer informatie over de opgraving: De rijkdom van een beerput – Stad Mechelen
Dana Piessens, aardewerkspecialiste