In de late 15de eeuw waren messen met rijkversierde vergulde handvaten in de mode. De versiering bestond uit gravures die vaak heiligen afbeelden, maar ook profane afbeeldingen waren geliefd. Het hier afgebeelde mes werd in 2013 opgegraven door de Dienst Archeologie Mechelen in de Begijnenstraat.
Op de ene kant is een jonge vrouw in elegante kledij afgebeeld, die naar links kijkend op een luit speelt. Haar tegenhanger op de andere kant speelt op een zogenaamd portatief, een klein, draagbaar pijporgeltje. Vanwege de sterke corrosie is van haar instrument nog slechts een gedeelte van de ingekraste voortekening zichtbaar.
De ornamenten en de modieuze kleren van de dames – zo als de surcot met spitse V-hals en de specifieke vorm van hun kappen – laten zien dat het mesheft waarschijnlijk tussen 1510 en 1530 is gemaakt.
Schilderijen van elegante musicerende dames waren in deze tijd populair. Ze werden dan ook vaak in kopergravures omgezet en op papier gedrukt. Op die manier werden de afbeeldingen en masse verspreid.
De gravuretechniek is voor koper, zilver en goud hetzelfde en vaak ook door dezelfde personen uitgeoefend. Het is dan ook niet verwonderlijk dat afbeeldingen uit de schilderkunst via kopergravures in het ambacht van zilver- en goudsmeden belandden en op die manier op het mesheft terecht konden komen.
Gerald Volker Grimm en Stefanie Hoss, specialisten metaal